Schilders vaktermen
Handig als wegwijs in de offerte
Aanzet
plaats waar een onderdeel van een constructie begint of aansluit: bij schilderen het deel van de ondergrond waar je de kwast op de ondergrond plaatst, of daar waar een verse verflaag een opgedroogde verflaag overlapt.
Afdekken
geheel bedekken: dek bij het werken met vooral muurverven, plafondverven en verf afbijt de werkomgeving af om deze te beschermen tegen spatten en verfafval.
Afschilderen
beschilderen met een deklaag: het aanbrengen van de laatste laag verf binnen de opbouw van een verfsysteem.
Afschrapen
schrapend verwijderen: het verwijderen van de oude verflaag met behulp van een verfkrabber en brander of föhn.
Baan
gedeelte tussen twee naden: bij behang de naden eventueel -na plakken- na rollen met een nadenroller. Door bij het schilderen van verven vlot door te werken, de verf vol op te zetten en goed te verdelen, wordt het risico op banen van de roller zoveel mogelijk voorkomen.
Besnijden
rechte lijn met kwast of penseel: besnijden is het trekken van een strakke lijn met verf, langs/op plafondkanten, kozijnen en plinten. Gebruik hierbij twee kwasten; één voor het grovere en één voor het fijne werk.
Componentenlakken
lak die bestaan uit verschillende delen, die kort voor het gebruik met elkaar gemengd worden. Door een chemische reactie hard deze verf of lak tijdens het drogingsproces uit. Slijtvast en duurzaam.
Corrosie
aantasting van metalen: ook wel roesten genoemd. Bij behandeling roestvrij maken, met een loodmenie en ijzermenie voor behandelen en vervolgens 2 maal afschilderen. Een kwalitatief minder alternatief kan een product als Hammerrite zijn.
Craquelé
kleine barstjes: ontstaan bij het schilderen door het aanbrengen van de afdeklaag, vóórdat de onderlaag voldoende is gedroogd. Kan ook bewust worden toegepast om het craquelé-effect te verkrijgen.
Daklijst
uitspringende rand van het dak.
Droging
de eigenschap dat een verflaag verandert van een vloeibare of poedervormige laag in een vaste laag. We praten over een chemische reactie of fysische droging (door lucht).
Egaliseren
effenen: binnen het schilder- en behangwerk zijn hier plamuur en muurvuller de meest geschikte producten voor. Voor zowel schilderen als behangen is een strakke ondergrond van belang.
Epoxyhars
bepaalde bij verhitting hard wordende kunsthars.
Fixeren
vastmaken: bij het schilderen van poederende muren deze eerst voor behandelen met fixeer, om de ondergrond vast te zetten.
Gevel
buitenmuur: meeste toegepast bij schilderen: houten rabat delen of acryl-muurverf. Bij acryl muurverf in een buitenkwaliteit, is het van belang de muren eerst te reinigen met een hogedrukspuit en eventueel voor te behandelen met isoleer om doorslaan van inhoudsstoffen uit de muur te voorkomen.
Gipsen
met gips bepleisteren: ook toegepast om gipsen ornamenten en plafondprofielen van gips te ‘verlijmen’.
Hechting
eigenschap van een verlaag of verfsysteem om zich op een ondergrond te hechten.
Houten
schildertechniek voor het imiteren van houtsoorten.
Kitten
met kit aaneenlijmen: bij het schilderen vooral acrylaat kit; gebruikt bij afdichten van glaskanten en dichtzetten van naden en kieren. Acrylaat kit moet afgeschilderd worden.
Krimpen
samentrekken: het is bij behangen van belang de lijm op de voorgeschreven dikte aan te brengen en de aangegeven inweek tijd van de lijm op het behang in acht te nemen. Door inlijmen en inweken zet het behang enigszins uit, waardoor deze -na droging op de muur- mooi strak opdroogt.
Latexverf
verf op waterbasis.
Lijnolie
olie uit lijnzaad: vroeger een veelvoorkomend bestanddeel van de verf. Droogt trager dan terpentine, waardoor de verf langer (en mooier) doorvloeit.
Marmeren
schildertechniek voor het imiteren van marmer en natuursteen.
Melkglas
melkwit glas: door de aangebrachte coating op melkglas wordt een egale verstrooiing van het licht verkregen. Zeer geschikt voor verlichting.
Nerf
draad van het hout: schuur in principe altijd in de lengterichting van het hout. Hetzelfde geldt voor het schilderen, zeker als het een transparant product (transparante beits of lak) betreft.
Onthechten
losmaken: bij schilderen ten gevolge van vocht, of het aanbrengen van een verf op een te vuile ondergrond.
Ornament
versiersel: geeft je interieur en plafonds een monumentale of historische uitstraling: verkrijgbaar in gips of kunststof. Op eenvoudige wijze aan te brengen met gipsplamuur of kit en af te werken met de meeste gangbare verven.
Oxidatie
roesten: een verbinding aangaan met zuurstof: zie corrosie en loodverf.
Plamuren
glad maken: te gebruiken voor het repareren en egaliseren van steenachtige of houten ondergronden. De schilder gebruikt voornamelijk muurvuller, lakplamuur en twee-componenten plamuur.
Sausen
het aanbrengen van een muurverf op een steenachtige ondergrond.
Schuurpapier
opzuiveringsmiddel: onmisbaar binnen de voorbehandeling van het schilderwerk. De groftes worden aangeduid in korrels per cm2. Zo is b.v. korrel 40 zeer grof, en korrel 2400 (waterproof) zeer fijn. Bij schilderwerk nooit meer dan 60 korrels verschil gebruiken, anders effent de ene korrel de krassen van de andere niet. (dus b.v. maximaal 100 – 160 of 180 – 240)
Stopverf
deeg van krijt en lijnolie: bij oudere woningen met enkel vensterglas nog veel toegepast; bij woningen met dubbel-glas vervangen door glaslatten en beglazingskit.
Systeem
stelsel: het beste schilder resultaat behaal je door een juiste en goede opbouw van het verfsysteem
Verfsysteem
de opbouw – van kaal hout tot en met de eindafwerking- met verfproducten (gronden, plamuren, aflakken)
Verstek
in een hoek van 45 graden: over het algemeen het meest onderhoudsgevoelig bij schilderwerk. Zorg dat verstekken -voor het afschilderen- goed gedicht zijn met acrylaat kit, zodat vocht geen kans krijgt in de ondergrond te dringen en houtrot te veroorzaken.
Verweren
door het weer aangetast: zichtbare problemen in de verflaag zijn makkelijk te signaleren. Minder zichtbaar is het als de verf gaat verpoederen. Heeft de verf zijn glans verloren en geeft de verf (bij ramen lappen) af, dan is de verf aan het verpoederen en heeft zijn beste tijd gehad. Dit is een goede indicatie om opnieuw te schilderen, ook al zijn er verder nog geen zichtbare gebreken.
Vloeiing
stroming: de mate waarin een verf vloeit. Een hoogglansverf is over het algemeen vetter dan b.v een beits en zal dus ook een mooier en meer streep loos resultaat geven. Een latex daarentegen vloeit niet of nauwelijks, zodat je hiermee een mooi resultaat bereikt door de verf vol op te zetten en gelijkmatig te verdelen.